Dag 4. Verleid
Toelichting
“Het samenraapsel van vreemdelingen dat in hun midden verkeerde, werd met gulzigheid bevangen; daarom jammerden ook de Israëlieten opnieuw en zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven? (5) Wij denken terug aan de vis die wij in Egypte voor niets aten, aan de komkommers, de watermeloenen, de prei, de uien en de knoflook. (6) Maar nu droogt onze ziel uit, er is helemaal niets dan dit manna voor onze ogen!” (Numeri 11:4-6).
Op dat moment van hun reis hadden de Israëlieten Egypte twee jaar daarvoor verlaten. Zij waren niet langer slaven, zij waren Gods uitverkoren volk. Als Gods uitverkoren volk hadden zij meerdere keren gezien hoe God hen had beschermd en voor hen had gezorgd, toen zij in nood waren.
Echter, toen zij dag in dag uit de hete en verlaten woestijn moesten doorstaan, werden zij moe en begonnen zij te klagen. In plaats van zich te herinneren wat God voor hen had gedaan, herinnerden zij zich het goede eten dat zij aten in slavernij en dat zorgde ervoor dat zij spijt kregen, ontevreden en gefrustreerd werden.
Beste student, dat overkomt ons ook. De wereld roept ons om terug te komen, herinnert ons aan het plezier dat wij hadden, toen wij ons overgaven aan de lusten van ons vlees en zij belooft ons een “overvloedig” leven als wij terugkeren naar die fysieke, natuurlijke en vleselijke manier van leven. Maar wij moeten de leugen van de wereld, de duivel en ons vlees niet geloven. Alleen Christus kan ons hongerige hart bevredigen. Alleen Christus geeft een overvloedig leven aan jou, omdat Hij in jouw plaats is gestorven.