Het is duidelijk dat eenieder die gestorven is, vrijgemaakt is van de zonde. Dat is helder. Het prachtige nieuws van de Bijbel is dat wij met Christus gestorven zijn en dat wij daarom in Christus vrijgemaakt zijn.
Stel je nu eens voor dat jij een man in een grafkist ziet liggen. Je kunt rond zijn grafkist allerlei pornografische afbeeldingen, beelden van onreine relaties of andere verleidingen naar seksuele onreinheid neerzetten, maar toch zou deze man niet zondigen. Door de dood is hij vrijgemaakt. De zonde kan hem niet langer meer aanraken, zij heeft geen macht meer over hem. Het punt dat Paulus maakt, is dat wij met Christus gestorven zijn en daarom vrijgemaakt zijn van de zonde. Aan het kruis zijn wij vrijgemaakt. Dat is de plek waar dat heeft plaatsgevonden.
Maar we kennen de waarheid dat we nog steeds verleid kunnen worden en dat we nog steeds kunnen zondigen als gelovigen. Dus hoe kunnen we nu goed het onderscheid maken? Als wij met Jezus gestorven zijn en daarom vrijgemaakt, waarom zondigen we dan nog steeds?
Het antwoord op deze vraag is dat – ook al is onze oude mens met Christus gestorven en zijn wij met Hem als een “nieuwe schepping” (2 Korinthe 5:17) opgestaan – deze nieuwe schepping, of de “nieuwe mens”, nog steeds vlees heeft. Dit vlees is het restant van de oude mens, het zijn nog de overblijfselen van de gevallen natuur. Dat is waarom ons het volgende opgedragen wordt: “Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht, die afgoderij is.” (Kolossenzen 3:5). Wij zijn met Christus gestorven, inderdaad, maar wij moeten alles ter dood brengen wat bij de oude natuur hoort. Dat wil zeggen: wij moeten ons vlees kruisigen. Wij gaan in de komende lessen hier nog specifiek bij stilstaan wat dat inhoudt.
Nu kunnen sommige mensen denken dat het verschil tussen de “oude mens” en het “vlees” een spel van woorden is, maar dat is het niet. God onderwijst ons in Zijn Woord geen zaken die er niet toe doen of dat hun betekenis zonder inhoud zou zijn. Het is belangrijk dat wij begrijpen wat Hij tegen ons zegt in Romeinen hoofdstuk 6.
Het verschil zit in de identiteit. Als ik niet begrijp dat mijn oude mens – mijn oude bedorven natuur – met Christus gekruisigd is, dan zal ik, als ik zondig, aannemen dat dat mijn identiteit is. Ik ben een overspelige, een pornoverslaafde, … onrein en vies.
Maar als ik begrijp dat mijn oude mens dood is, dat ik met Christus gekruisigd ben, dan zal ik, als ik zondig, begrijpen dat ik dit niet doe, maar de zonde die in mij leeft, wat “mijn vlees” genoemd wordt. Ik ben niet een pornoverslaafde of een overspelige, ik ben een gelovige. Dat is mijn identiteit, dat is wie ik ben. Maar als gelovige heb ik nog steeds vlees dat mij kan verleiden en dat een grote factor is die mij kan ontmoedigen. Paulus beschreef dit als volgt:
“Wat ik namelijk teweegbreng, doorzie ik niet, want niet wat ik wil, dat doe ik, maar wat ik haat, dat doe ik. (16) En als ik dat doe wat ik niet wil, val ik de wet bij dat zij goed is. (17) Nu ben ik het echter niet meer die dit teweegbrengt, maar de zonde die in mij woont. (18) Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, niets goeds woont. Immers, het willen is er bij mij wel, maar het goede teweegbrengen, dat vind ik niet. (19) Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. (20) Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ík dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont.” (Romeinen 7:15-20).
Vraag 5. Op welke manier laat Paulus zien dat zijn zonde niet zijn identiteit was?
Log in / maak een account aan om u in te schrijven of verder te gaan waar u gebleven was.
Vas schrijft hierover: “Hij wil de dingen die hij haat, niet doen; dat laat zien dat hij een verlangen heeft om rein te leven, maar hij geeft toe dat hij nog steeds zondigt. Hij kan nu wel zichzelf los zien van deze zonde vanwege het kruis.”
Greg schrijft: “Hij herkent dat, ook al valt hij, dit komt vanwege zijn vlees en de zonde die daarin nog aanwezig is. Dit is denk ik heel belangrijk, omdat ik heel makkelijk mij vereenzelvig met mijn zonde. Als ik in verleiding val, dan zeg ik tegen mijzelf: ‘Ik deed dit, en dat is hoe ik ben.’ Het is net als die keren dat ik de zonde al van veraf kan zien aankomen. Mijn vrouw en kinderen zijn weg of ik weet dat ik laat ga opblijven en dat er dan iets op de TV komt. De zonde is dan in mijn hart al begaan, nog voordat ik mij er daadwerkelijk aan overgeef. Dat is waarom het zo makkelijk is om jezelf te zien als iemand die onrein is. Maar ik moet inzien dat dat niet is wie ik ben, maar de zonde die in mij aanwezig is en die ik heb toegestaan om daar te zijn.”
Paulus was er duidelijk over dat, wanneer hij zondigde, “breng ík dat niet meer teweeg”. Dit zei hij twee keer. Hij excuseerde zich daarmee niet voor zijn gedrag, maar liet zien dat de zonde niet langer zijn identiteit was.
Dit gaat direct in tegen wat de wereld leert om onszelf te identificeren met onze zonden, om onze identiteit in onze verleidingen te vinden. Je hebt waarschijnlijk wel gehoord van mensen die tijdens bepaalde groepsbijeenkomsten opstaan en zichzelf voorstellen met hun zonde. “Hallo, mijn naam is Mike, en ik ben een ___________.” Andere mensen zeggen dingen zoals: “Ik vereenzelvig mijzelf met ___________.”
Dus als gelovigen in Jezus, als hen die met Christus gekruisigd zijn, kunnen wij ons niet langer meer identificeren met onze zonde. Wij vinden onze identiteit niet in onze verleidingen en we zouden ook nooit onszelf een label moeten geven dat te maken heeft met de zonde uit ons verleden. De oude mens is dood. Hij is gekruisigd en begraven.
Een man, genaamd Augustinus, begreep deze waarheid heel goed. Hij was een onreine man, die zich vele jaren had overgegeven aan seksuele onreinheid. Op een dag liep hij langs een vrouw met wie hij in het verleden seksueel onrein was geweest. Augustinus groette haar niet, toen hij langs haar liep. Zij draaide zich naar hem om en zei: “Augustinus, Augustinus, ik ben het!” Hij antwoordde: “Inderdaad, maar ik ben hem niet meer.” Hij begreep dat zijn oude mens met Jezus was gestorven.
Onze oude mens is dood. Wij zijn nu opgestaan met Christus in een nieuwe leven. Dat is waar Paulus zich nu in Romeinen 6 op wil richten:
“Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven. (9) Wij weten toch dat Christus, nu Hij is opgewekt uit de doden, niet meer sterft. De dood heerst niet meer over Hem. (10) Want wat Zijn sterven betreft, is Hij voor eens en altijd voor de zonde gestorven, en wat Zijn leven betreft, leeft Hij voor God.” (Romeinen 6:8-10).
Vraag 6. Wat kan Christus nooit meer doen volgens Romeinen 6:8-9 en waarom niet?
Log in / maak een account aan om u in te schrijven of verder te gaan waar u gebleven was.