Dag 10. Aanvaarding

Toelichting

In Genesis 4 leren wij dat Adam en Eva twee zonen kregen, die zij Kaïn en Abel noemden. De broers zullen ongetwijfeld geleerd hebben dat, als zij een heilige God wilden naderen – zondig zoals zij waren – er een offer vereist was. Maar het soort offer dat deze broers ieder brachten, leert ons veel over hoe wij zelf door God aanvaard zijn.
“En het gebeurde na verloop van dagen dat Kaïn van de opbrengst van de aardbodem aan de HEERE een offer bracht. (4) Ook Abel bracht een offer, van de eerstgeborenen van zijn kleinvee en van hun vet. De HEERE nu sloeg acht op Abel en op zijn offer, (5) maar op Kaïn en op zijn offer sloeg Hij geen acht. Toen ontstak Kaïn in grote woede en liet hij zijn hoofd zakken.” (Genesis verzen 4:3-5).
Kaïn bracht een offer “van de opbrengst van de aardbodem”. Hij was een harde werker op het land, hij zaaide en oogstte en van zijn arbeid bracht hij God een offer. Kaïn meende dat hij door God aanvaard zou worden door de opbrengst van zijn harde werken.
Abel daarentegen, bracht een offer waarbij bloed vloeide, een offer van zijn kudde, dat hij had gedood. Abel begreep, waarschijnlijk uit het offer dat God had gebracht voor zijn ouders (Genesis vers 3:21), de diepten van zijn zonde en het vereiste dat bloed moest vloeien om vergeving te bewerkstellingen. Abel getuigde daarmee dat hij begreep wat later heel duidelijk is opgetekend in Hebreeën 9:22: “En bijna alles wordt volgens de wet door bloed gereinigd, en zonder het vergieten van bloed vindt er geen vergeving plaats.”
En op wie sloeg God acht? “De HEERE nu sloeg acht op Abel en op zijn offer.” De Heer aanvaardde Abel, omdat de Heer Abels offer aanvaardde. Er had bloed gevloeid bij dit offer, wat vooruitwijst naar het bloed dat Jezus zou laten vloeien aan het kruis om eenieder te vergeven die door Hem tot God komt. Abel werd aanvaard vanwege zijn offer, zoals jij en ik worden aanvaard vanwege het offer van Jezus Christus. Hij bracht dit voor onze zonden als onze Plaatsvervanger.



In alles op Jezus zien