Dag 19. Wetticisme

Toelichting

In Mattheüs 18:21-25 vertelt Jezus het verhaal van een dienaar van de koning die een enorme schuld bij deze koning had. Deze schuld was zo groot dat de dienaar die niet kon betalen en dus werd de koning “innerlijk met ontferming bewogen”. De koning kreeg medelijden met hem en schonk hem genade. De koning schold de dienaar zijn enorme schuld kwijt en stelde hem onder de genade. De dienaar was vergeven en bevrijd van zijn financiële verplichting aan de koning.
Maar deze vergeven dienaar omarmde niet de genade die aan hem was bewezen. Zodra hij de aanwezigheid van de koning had verlaten, ging hij naar een andere dienaar die bij hem een kleine openstaande schuld had. Hij eiste onmiddellijke betaling. Toen deze dienaar de kleine schuld niet kon betalen, werd hij in de gevangenis geworpen door de eerste dienaar.
Misschien dat deze dienaar twijfelde aan de echtheid van de genade van de koning en dacht dat hij zich moest voorbereiden om zijn kwijtgescholden schuld terug te kunnen betalen, als de koning zich alsnog bedacht. Of misschien wilde hij bewijzen dat hij de genade van de koning verdiend had. Hoe dan ook, de eerste dienaar meende dat hij meer moest doen. Dat is wat het betekent om uit de genade te vallen. Het bewijs dat hij uit de genade was gevallen, was hoe hij anderen behandelde.
Uit de genade vallen is weigeren om te aanvaarden of vergeten dat jouw zondeschuld door Jezus aan het kruis volledig is betaald. Jij probeert vervolgens om meer te doen, of Gods genade alsnog te verdienen. Als wij onszelf onder de wet plaatsen, dan worden wij hard en zonder medelijden, net als de wet. Maar als wij onze ogen richten op Jezus, in Hem geloven en Zijn genade aanvaarden, ons herinneren hoe Hij onze zondeschuld volledig heeft betaald, dan kunnen wij vrijgevig zijn voor anderen en in liefde met hen leven.



In alles op Jezus zien