In 2 Koningen 6 lezen wij het verhaal van een oorlog tussen het land Aram en Gods volk, Israël. De koning van Aram ontdekte dat Elisa, de profeet, luisterde naar God en het volk van God hielp om de oorlog met de koning van Aram te winnen. De koning van Aram besloot om een heel leger erop uit te sturen om Elisa gevangen te nemen. De Heer verblindde de Arameeërs en leidde hen naar Samaria. Zij waren op dat moment totaal verdwaald, blind en in de war.
Toen de koning van Israël zijn vijanden zag, blind en verward als zij waren, vroeg hij Elisa: “Zal ik hen doden? Zal ik hen doden, mijn vader?” (2 Koningen 6:21b). Jij kunt haast zijn bloeddorst en woede tegen deze mensen die deze oorlog over hem hadden gebracht, proeven. Hij wilde zijn woede op hen uitstorten en hun het leven benemen! Jezus sprak over dit soort haat als een moord die in het hart al gepleegd is (Mattheüs 5:21-30), daarmee ons onderwijzend dat, als wij iemand haten, wij hen in onze harten al hebben vermoord.
Dus wat zei Elisa daarop? Zou hij instemmen met het verlangen van de koning om deze mannen van Aram te doden?
“Maar hij zei: Dood hen niet! Zou u hén doden die u met uw zwaard en met uw boog gevangengenomen hebt? Zet hun brood en water voor, dan kunnen zij eten en drinken en teruggaan naar hun heer.” (2 Koningen 6:22).
Wacht eens even! Wat? Hen niet doden, maar hun een maaltijd voorzetten? U wilt dat wij hun, die oorlog tegen ons voeren, goed doen? Liefde aan hen bewijzen die ons haten?
Beste student, ook jij was eens een vijand van God (Kolossenzen 1:21) en Zijn haat tegen jouw zonde stroomde over, maar werd niet op jou uitgestort, maar op Gods eigen Zoon. God heeft voor jouw ziel een feestmaal aangericht aan het kruis van Christus (Lukas 22:19-20). Wij voeden ons nu bij het altaar van het kruis (Hebreeën 13:10) en ervaren het verfrissende en levende water van de Heilige Geest (Johannes 7:38-39).
Let er nu eens op wat deze daad van vriendelijkheid en barmhartigheid met de vijanden uit Aram deed, toen hun voedsel en drinken voorgezet werd. Het verving woede met vrede:
“Hij bereidde daarop een grote maaltijd voor hen, en zij aten en dronken. Daarop stuurde hij hen terug en gingen zij naar hun heer. En de benden van de Syriërs kwamen niet meer in het land Israël terug.” (2 Koningen 6:23).