Welkom terug bij deze les. Ik ben blij dat we samen weer verder kunnen gaan met deze Bijbelstudie. Het is mijn oprechte hoop dat jij door het Evangelie van Jezus Christus ook vrijheid mag vinden.
In de vorige les hebben wij gezien dat het doel van Satan is dat wij hem, de duivel, gaan aanbidden. Hij wil dat wij afgodendienaars worden; dus houdt hij ons iets voor ogen wat mooi en verleidelijk is, iets wat onze aandacht trekt, maar ook misleidend is, zodat wij erachteraan zouden gaan en zouden vallen. Een van de mooiste verleidingen die hij heeft, is seksuele onreinheid:
”Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht, die afgoderij is.” (Kolossenzen 3:5).
Wij zagen ook dat Jezus het zoenoffer voor onze zonden werd (Romeinen 3:25) en dat Hij ons door Zijn bloed heeft vrijkocht voor God (1 Timotheüs 2:6). Als het Lam van God versloeg Hij Satan, redde ons uit zijn koninkrijk en maakte ons tot een koninkrijk van priesters (Openbaring 5:9-10).
Dit, wat Jezus heeft gedaan, roept de aanbidding van alle gelovigen op. Wij hebben zo lang vastgezeten in onreinheid, zaten opgesloten in de gevangenis van de zonde, werden wreed behandeld door de boze. Maar nu zijn wij vrijgekocht door Christus, gered en losgemaakt door Hem en bevrijd. Nu gaan onze harten van nature Diegene aanbidden Die ons heeft bevrijd door Zijn eigen leven voor ons te geven. Jezus, “Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed” (Openbaring 1:5) en daarom aanbidden wij Hem.
Wij hebben de laatste les afgesloten met te laten zien dat echte aanbidding het verkondigen van de waarde van Jezus Christus is en dat alle mensen geschapen zijn om te aanbidden. Als wij God niet aanbidden, dan staan wij open voor en worden wij blootgesteld aan de verlokkingen van de duivel, omdat wij van nature iets willen aanbidden.
Vandaag wil ik gaan kijken naar een voorbeeld dat ons leert op welke manier Jezus nu precies die aanbidding uit onze harten tevoorschijn haalt. Laten we samen naar dit verhaal gaan kijken dat gevonden wordt in Johannes 4:
“En Hij moest door Samaria gaan. (5) Hij kwam dan bij een stad in Samaria, Sichar genoemd, dicht bij het stuk grond dat Jakob zijn zoon Jozef gegeven had.” (Johannes 4:4-5).
Het is een breed aanvaard historisch feit dat Joden niet geassocieerd wilden worden met Samaritanen (die bekend stonden als halfbloeden) en dat als Joden reisden, zij niet door het gebied van de Samaritanen trokken.
Maar in Johannes 4 lezen wij van Jezus dat “Hij moest door Samaria gaan”. Als wij de rest van het verhaal lezen, wordt het duidelijk waarom Jezus deze ‘goddelijke’ afspraak had, namelijk om genade te schenken aan een bepaalde Samaritaanse vrouw en om aanbidding uit haar hart tevoorschijn te halen. Maar nog verder: door de hele stad van Sichar bekend te maken met het goede nieuws van God voor hen, dat Hij van hen houdt en Zijn Zoon ook naar hen heeft gezonden.
“En daar was de bron van Jakob. Jezus nu ging, vermoeid van de reis, bij de bron zitten. Het was ongeveer het zesde uur.” (Johannes 4:6).
Vraag 1. Wat laat Johannes 4:6 ons zien over Jezus Christus?
Log in / maak een account aan om u in te schrijven of verder te gaan waar u gebleven was.